In de pers verschenen enige ingezonden stukken, waarin schrijvers van naam kritiek leverden op het voornemen van het Houtmanscomité. Eén inzender, die zich beriep op Multatuli's Max Havelaar, wees in de Goudsche Courant op het onrecht dat in Indië was geschied. S. Muller Fzn. stelde in de Nieuwe Rotterdamsche Courant (NRQ dat het niet duidelijk was welke goede redenen er waren voor de oprichting van een monument. Hij had met name kritiek op Comelis de Houtman, waarbij hij wees op het incident met de vrouw van het opperhoofd op de Malediven en De Houtmans problemen in Bantam. Ook de gerenommeerde historicus professor Fruin schaarde zich, met soortgelijke kritiek, onder de tegenstanders. In de NRC van 1 september 1876 weerlegde Scheltema de kritiek door te stellen dat zijn opponenten zich baseerden op eenzijdige, bevooroordeelde bronnen. In een circulaire van september 1876, gericht aan "alle voor- en tegenstanders van het op te achten Houtmansmonument", werd het standpunt van het comité nog eens uitvoerig uit de doeken gedaan en gewezen op de bron van alle laster, namelijk Frank van der Does. Toch is het opmerkelijk dat, hoewel het in zijn streven volhardde, het hoofdcomité zich voorzichtiger ging opstellen. Om critici de wind uit de zeilen te nemen stelden de heren aan het eind van deze circulaire de volgende curieuze tekst op: 92 87 Ibidem. "Inmiddels - en ziet daar zijn laatstgenomen en vast besluit, gaat het Hoofdcomité voort, onder hoede van zijn Vorstelijken beschermer, gesteund door den zedelijken invloed zijner honoraire leden, geholpen door zijne Sub-comités, met ijverige en krachtige pogingen in 't werk te stellen, om het voorgestelde doel te bereiken en zijn plan te verwezenlijken. En dat is niet en dat was nooit: het oprichten van een standbeeld. Dat was evenmin: het daarstellen van eenig gedenkteeken waarbij en met achterstelling van anderen, de Gebr. de Houtman zouden verheerlijkt worden. Dat is en dat blijft: de stichting van een monument in Gouda, de geboorteplaats der gebroeders de Houtman, ter eere van de grondleggers van het Verbond van Nederland en Insulinde. En dat plan kan zijns inziens, zonder ergernis van den grootsten tegenstander van C.H. [Cornells de Houtman] volvoert worden. Zonder dit natuurlijk nu reeds als een ontwerp te laten gelden, maar om ter opheldering zijner meening te dienen, het kan b.v. in dezer voege plaats vinden. Een afbeelding van het bekende viertal schepen, waarvan zoo vele en zoo nauwkeurige platen bestaan, kan daarvoor in 't front de hoofdfiguur uitmaken. Daaronder, of liever nog aan de achterzijde, leze men: Aan de grondleggers van het Eerste verbond tussen Nederland en Insulinde. Het dankbare nageslacht. Ter zijde links en rechts kunnen dan verder, maar niet anders dan in overleg met en onder goedkeuring van den vorstelijken beschermheer, den erevoorzitter, alle ereleden en die van het hoofdcomité, benevens afgevaardigden uit alle subcomités, de namen worden geplaatst, meer op den voor- of op den achtergrond, met grooter of kleiner letter van Huygen van kinschoten, van Plancius, van Houtman (maar daaronder dan ook den boekverkooper Corn. Claesz, uit Amsterdam niet te vergeeten) die in meerdere of mindere mate tot de stichting van dat verbond het hunne hebben toegebracht. "S7

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1998 | | pagina 30