Politieke ontwikkeling
108
Aan de bovenkant van de sociale stratificatie ligt de stedelijke elite, die vooral een
rol speelde bij en invloed had op de politieke ontwikkelingen in Gouda. Voor de
middeleeuwen is die nog weinig onderzocht. Welke politieke instellingen waren er,
en door wie werden die bevolkt? Hoe verliep de opvolging op stadsheerlijk niveau
(de heren van Blois) en die op binnenstedelijk niveau (de Van der Goudes als laatste
riddermatigen) in de veertiende eeuw? Wat waren de consequenties van het einde van
de Bloise periode in de vijftiende eeuw? Hoe zit het met de politieke wisselingen
onder Jacoba van Beieren cn daarna? De Hoeken en Kabeljauwen (culminerend in de
oorlog met Utrecht)? Is er iets te zeggen over het hofleven? Hoe functioneerde het
oligarchische stadsbestuur in de zestiende eeuw? Welke verschuivingen zijn er te
constateren na 1572? Tot die tijd moet Gouda ook een militair-strategische functie
gehad hebben, gezien het bestaan van het kasteel. Hoe was die precies? Ook later
zijn er plannen geweest om van Gouda een vestingstad te maken, maar dat stelde
weinig voor.
In de eerste eeuw na de alteratie is er een hechte vervlechting tussen politiek
en religie. De wetsverzetting van 1618-1619 trachtte aan die belangenverstrengeling
weliswaar een einde te maken, maar resulteerde in het tegendeel. Bovendien ging die
gepaard met een machtsstrijd tussen de oude en de nieuwe politieke elites. Dit is een
van de rode draden in de latere Goudse politieke geschiedenis: het conflict tussen
autochtone regentenfamilies en nieuwe families van buiten. Een tweede rode draad
wordt gevormd door machtsconflicten tussen het college van burgemeesters en de
raad van veertig (de vroedschap),
Over het algemeen kan men zeggen dat er in de middeleeuwen een
toenemende specialisatie in de zorg optreedt door identificatie van steeds nieuwe
zorgbehoevende groepen. Hierdoor ontstaat rationalisering van de zorg, waarbij de
stadsoverheid regulerend optreedt. In de nieuwe tijd komt, met de stichting van
hofjes, een nieuw soort particulier initiatief op. Daarnaast ontstaat ook de diaconie,
die zorg verleent vanuit de gereformeerde kerk. In de moderne periode (negentiende
en twintigste eeuw) worden de sociale zorg en de ziekenzorg steeds meer gereguleerd
door de overheid. Wat de regelgeving betreft vindt er een verschuiving plaats van
stedelijke naar nationale overheid; de stedelijke overheid krijgt een uitvoerende taak.
Daarnaast blijven ook particuliere zorginstanties bestaan. Onderzocht wordt het
functioneren van de sociale en medische zorg, wie er deelgenoot van werden en wie
niet. Gekeken wordt naar de invloeden van buiten die de zorgbehoeften opriepen,
stuurden of intensiveerden (epidemieën, armoede en werkloosheid, oorlogen e.d.).