De omwenteling in Gouda
96
Op zaterdag 17 januari 1795 werd de vroedschap nog om tien uur ‘s avonds bijeen
geroepen.43 Een koerier had een brief met een dringende vraag afgeleverd bij de
Goudse afgevaardigde in de gewestelijke staten. Hij wilde weten of de vroedschap
van mening was, dat het zuidelijke deel van het gewest Holland nog te verdedigen
zou zijn, öf dat het voor de Fransen zou moeten capituleren nu Utrecht was gevallen.
De vroedschap kwam tot de conclusie dat het bieden van weerstand gepaard zou
gaan met veel bloedvergieten, zonder dat er kans op succes was. Vroeg in de morgen
op zondag 18 januari - de dag waarop Prins Willem V met zijn beide zonen naar
Engeland afreisde - vertrok een buitengewoon afgevaardigde uit Gouda om het be
sluit van de vroedschap aan de statenvergadering over te brengen. De leden van de
vroedschap kwamen op die zondag ‘s avonds opnieuw bijeen om over het verloop
van de beraadslagingen in Den Haag op de hoogte te worden gesteld. Zij vernamen
dat het college van de Staten van Holland en Westfriesland had besloten om te capi
tuleren en de steden en garnizoenen het advies te geven zich niet met militaire mid
delen tegen de Fransen te verzetten. De Goudse vroedschap kwam toen unaniem tot
het besluit, dat er niets anders op zat dan te capituleren. Zij besloot twee Gouwe
naars af te vaardigen naar generaal Ch. Pichegru, die hen ‘s maandags in Utrecht te
woord stond. De bedoeling van de vroedschap was om door onderhandelingen vrij
heid van godsdienst, personen, goederen, bezittingen en privileges te krijgen. Het ge
sprek viel niet tegen, maar de generaal wilde geen schriftelijke toezegging doen. De
Goudse patriotten zaten ondertussen niet stil en besloten een commissie naar de
raadzaal te zenden waar, op maandag 19 januari vanaf zes uur ‘s avonds, de leden
van de vroedschap het relaas van de twee onderhandelaars aanhoorden en bespraken.
Een commissie van de patriotten werd tocgclaten en deze verzocht om wapens, om
de veiligheid van personen en eigendommen te kunnen beschermen. De vroedschap
voelde daar niets voor, mede omdat de afgevaardigden van de vroedschap met
Pichegru waren overeengekomen, dat het garnizoen en de schutterij de orde zouden
bewaren, totdat de Franse troepen die taak zouden overnemen.
Op woensdag 21 januari werden de Goudse burgers door de vroedschap op
de hoogte gebracht van het vertrek van de Prins van Oranje en van de voorgenomen
overgave van de stad, onder voorwaarde van vrijheid van godsdienst en veiligheid
voor personen en goederen. Op donderdag 22 januari waren de patriotten zeer actief.
43 Wal hier volgt, over de politieke ontwikkelingen in Gouda gedurende de laatste dagen voor de
intocht der Fransen, is grotendeels ontleend aan P.D. Muylwijk, Een paar belangrijke eeuwen in
Gouda 's historie. Gouda 1948, pp. 137 ff.