12
Dat behoeft wel een nadere verklaring. Vlak bij ons in de buurt waren
namelijk twee goedkope logementen; één op de Bogen, vlakbij de winkel van
Bennis, en één op de Raam, vanuit ons huis gezien net voorbij de Houten
straat, dat geringschattend het ‘Luizenlogement’ werd genoemd. Nu trok dat
eerste logement op de Bogen de meeste aandacht, omdat daar rond een uur of
vijf ‘de mannen die langs de weg gingen’, zoals ik ze maar zal noemen, naar
toe gingen. Kistjesmannen of marskramers die de boer opgingen, harmonica
spelers, straatartiesten met een aapje dat kunstjes kon maken bijvoorbeeld,
mannen die liedjes van een cent of prentbriefkaarten langs de deur verkochten,
maar ook mannen met onduidelijke of helemaal geen bezigheden, die soms
stiekem bedelden. En verder de al genoemde dronken lieden die alleen maar
van tijd tot tijd opdoken; types waar je als kind wel bang van kon worden. Dus
als je niet naar binnen werd gehaald, dan zorgde je er zelf wel voor datje naar
binnen ging.
Of die dronkelappen wel in het logement toegelaten werden weet ik niet.
Ook weet ik niet of de politie er aan te pas kwam wanneer ze teveel herrie maak
ten. Er moet toch een zekere orde in het logement geheerst hebben, want ik heb
maar één keer horen vertellen dat er een flinke ruzie geweest was, waarbij er een
stoel op iemands hoofd kapot werd geslagen.
Ook andere gasten die van tijd tot tijd het logement bezochten zijn wel
de moeite van het vermelden waard. Vooreerst de enigszins gestoorde zwerver,
die door iedereen Lau-Lau genoemd werd. Een echt zwerverstype. Hij liep
enigszins ongelukkig en had daarom een soort knuppel of stok bij zich, die hij
ook als wandelstaf gebruikte. Zodra hij in de buurt verscheen had hij een groepje
jongens achter zich aan zitten die hem naschreeuwden. Dan bleef hij soms even
stilstaan, draaide zich om en zwaaide met zijn knuppel, waarna hij weer voort
sukkelde. Echt kwaad deed hij die jongens echter nooit.
In de buurt wist men ook te vertellen dat er van tijd tot tijd een echte ba
ron, een verlopen baron dan, nachtlogies in het logement zocht. Zelf heb ik hem
nooit gezien, maar het kan natuurlijk wel waar zijn geweest.
De dominee, een verlopen dominee ook, ook één van de logementgasten,
heb ik echter wel gezien, en gehoord ook, toen hij zomaar op straat begon te
preken over het lijden van de Heer aan het kruis; zó realistisch, dat de rillingen
over mijn rug liepen, hoewel ik lang niet alles begreep van wat hij stond te be
weren. En zo nu en dan, bij een bijzonder aangrijpende passage, vloekte hij hart
grondig en dat maakte het allemaal nog veel erger. ‘Je wordt er koud van als je
naar hem luistert’, zei onze buurvrouw van nummer 320 altijd als ze het over
hem had, want ook zij luisterde altijd naar hem als hij weer in de weer was, vei
lig in de eigen deuropening overigens.