Straatmuzikanten
Lupusman
17
Een man die maar eenmaal per jaar, en meestal als het al donker was, aan de
deur kwam werd bij ons thuis nooit vergeten. Dat was de man die we de lupus-
man noemden. Zijn neus was door die ziekte namelijk op een bijna gruwelijke
manier aangetast, vandaar dat hij het liefste kwam als het donker was. Hij had
altijd een weegschaaltje bij zich waarop je je voor twee centen kon laten wegen.
Ik kwam pas aan de beurt toen ik een jaar of acht was.
Harmonicaspelers die aan de deur langskwamen werden dikwijls genegeerd,
omdat er soms teveel van dat soort straatartiesten waren. Maar het draaiorgel
van de gebroeders Tom kreeg altijd een cent in het bakkie, als het langskwam.
Tegen straatzangers die luid galmend hun liederen ten beste gaven werd weer
anders aangekeken. Sommige mensen in de buurt vonden wat ze zongen niet fat
soenlijk en hielden hun deur dicht als zo’n straatzanger aanbelde. Anderen daar
entegen betaalden grif voor het gebodene, en sommigen die op een bovenhuis
woonden maakten er een soort sport van hun bijdrage vanuit een opgeschoven
raam naar beneden te werpen, wat de straatzanger dan meestal behendig in zijn
ondersteboven gehouden hoed opving.
Wat er verder langs de deur kwam, had zijn hoop voornamelijk gevestigd op de
liefdadigheid van de bewoners. De al eerder genoemde verkopers van liedjes van
een cent en de verkopers van prentbriefkaarten bijvoorbeeld. Als de financiën er
slecht voor stonden, werd er zeker niets van hen gekocht. De blinde man die sa
men met een begeleider langs de deur kwam (‘cent voor de blinde man...’) kreeg
die cent altijd, ofschoon er wel eens getwijfeld werd aan het feit of de blinde
man wel echt blind was!
Ook de mosselman wil ik niet vergeten met zijn steeds herhaalde kreet:
‘Vers en blank, Zeelandse mosselen, Zeelandse waar’. Soms kwam hij pas laat
op de avond met een olielamp als verlichting en dan vloog ik mijn bed uit en zag
hem door het raam van het zolderkamertje voorbijtrekken.
En dan waren er ook nog de seizoensverrassingen: na een overvloedige
kersenoogst kwam de venter heel goedkoop kersen aan de deur verkopen. Dat
zelfde gold voor de ‘bokkumpjes’, als die rijkelijk voorhanden waren. Die kon je
dan voor een krats kopen en van een goed gebakken bokkumpje kon je zelfs de
graatjes opeten.