Autootje pikken
Op die manier legden we lopend soms hele afstanden af, zodat we ons, het lopen
moe, wel eens aan de gewaagde sport van het autootje pikken overgaven, als er
tenminste een auto, liefst een vrachtwagen met een open laadbak, voor ons uit in
de goede richting reed. Dan renden we erachteraan, grepen de rand van de laadbak
vast (je voeten vonden altijd wel ergens steun) en lieten ons rijden.
20
Maar het op maat smeden van het roodgloeiende hoefijzer, het passen na
dat het even was afgekoeld op de bijgevijlde hoef (waar dan sissend een benauwd
ruikende damp van af walmde) en het vastnagelen van het nieuwe hoefijzer was
toen een geweldig interessant gebeuren. Als we dan thuis kwamen en naar die ty
pische brandlucht stonken, zei mijn moeder boos: ‘Ben je weer naar Jongerius ge
weest!?’
Ook interessant was het leggen van een ijzeren band om een houten kar-
renwiel. Die band werd eigenlijk net iets te klein gemaakt, dan weer gloeiend ver
hit, zodat hij wel om het wiel heenging en meteen weer in een bak met niet bepaald
fris ruikend water snel afgekoeld, zodat hij muurvast kwam te zitten.
Het ontdekken en verkennen van de vele stegen en steegjes die er in die
tijd nog in Gouda waren bleek ook een heel interessante bezigheid te zijn als je dat
nog nooit gedaan had. Maar beslist niet in je eentje, wantje wist nooit wie of wat
er in zo’n steegje op je loerde.
Ook een gezamenlijk marktbezoek op donderdagmorgen was een hele bele
venis. Vooral waar het een bezoek aan de varkensmarkt in de veemarkthallen betrof,
waar je niet te lang mocht blijven hangen, omdat je anders de standwerkerhoek op de
eigenlijke Markt miste, waar de vele kaasbrikken van de boeren stonden. En zeker
mocht je in zo’n vakantiemaand het opbouwen en afbreken van de kermis op de
Markt niet missen. Jammer genoeg waren mijn vriendjes en ikzelf in die tijd nog te
jong om daarbij te mogen helpen. Nou ja, als we later groot en sterk waren, zouden
we die kermismannen wel eens wat laten zien!
En zo ging het dan door. We ontdekten het Houtmansplantsoen en de IJssel-
kant. We zwierven door Kort Haarlem en door het grote Park bij het station. We ver
kenden de Korte Akkeren en zelfs de buitenkant ervan, waar je nog slootjes had waar
je bloedzuigers uit het water kon halen, die je dan op je arm zette waaraan ze zich
vastzogen, zodat je ze er later maar met moeite van af kon scheuren. We zwierven
ook over het bouwterrein rond waar in die tijd de Vogelwijk gebouwd werd, maar
daar werden we vanaf gejaagd. Toch hadden we op dat bouwterrein een aantal mooie
platte stukken steen ontdekt, die we zeilstenen noemden en die we in het water van
de Turfsingel uitprobeerden. Er waren een paar prachtige bij, die, scherp geworpen,
wel drie keer uit het water omhoog sprongen voordat ze wegzonken.