Winkeltje
4
Veel bewoners van dat gedeelte van de Raam waar wij woonden deden daar hun
boodschappen. Als je dan als jongen tussen die pratende vrouwen stond, werden er
ook wel eens onderwerpen behandeld die niet zo zeer voor de kinderoren bestemd
waren. Dan werd er met een waarschuwende blik in jouw richting met gedempte
stem en in bedekte termen over gesproken. Want kleine potjes, dat wisten die
vrouwen maar al te goed, hadden soms grote oren.
Eigenlijk was dat boodschappen doen voor veel huisvrouwen in de buurt ook
een soort uitje, waarbij ze, als ze elkaar niet in de winkel tegenkwamen maar op
straat, ook wel voor een praatje te vinden waren. Soms werd er door buurvrouwen
ook aan de deur gepraat. Mijn idee is daarbij achteraf, dat buren en buurtgenoten in
die tijd eigenlijk niet zo direct bij elkaar over de vloer kwamen. Misschien heb ik het
mis, anderen die in die tijd op de Raam gewoond hebben zouden daar andere erva
ringen mee gehad kunnen hebben, daar wil ik buiten blijven. Wel staat voor me vast,
dat bij bijzondere gebeurtenissen, zoals bij ziektes en zeertes, zoals men dat noemde,
buren zich meer met elkaar bemoeiden. Er werden dan bijvoorbeeld boodschappen
gedaan voor een buurvrouw die ziek was. Er werd op andermans kinderen gepast,
men ging met een zieke wel eens een praatje maken, of wat voor haar doen, en men
ging zeker een dokter waarschuwen als iemand dat zelf niet kon. Sociale bijstand was
er zeker wel in die tijd, waarin buurtgenoten elkaar nog met juffrouw aanspraken.
Natuurlijk was er ook wel eens ruzie tussen buurtgenoten, waarbij men elkaar dan
eens flink de waarheid zei, maar ik weet totaal niets te vertellen over vechtpartijen en
zo. Men hield over het algemeen zijn fatsoen, zoals dat heette. In het uiterste geval
was elkaar na een ruzie een paar dagen negeren meestal wel voldoende om de norma
le toestand te herstellen.
In de tijd dat mijn vader zo ernstig ziek werd dat hij niet meer in de bouw kon
werken kwam er weer een buurtwinkeltje bij. In ons eigen huis nog wel. Onze
huisbaas liet het houten schot tussen de voorkamer en de gang wegbreken en legde,
omdat hij een loodgieterbedrijf had, zelf een aansluiting voor een gaslamp aan in
de aldus ontstane ruimte. Wat dan betekende dat de wekelijkse huishuur van 3 gul
den 25 met een kwartje omhoog ging. Waarna een neef die een timmerbedrijf had,
een eenvoudige toonbank vervaardigde, een paar stevige planken aan de muur be
vestigde en een soort van etalage timmerde aan de ramen van de straatkant. Daarna
werden de muren gewit en werd het houtwerk, voor zover dat nodig was, geverfd
en klaar was de winkel. Wel moest er natuurlijk daarna nog een balansweegschaal
gekocht worden, een blok met koperen gewichten, een kaasschaaf en een aantal
voorraadbussen. En een gaslamp natuurlijk om de winkel behoorlijk te verlichten.