Crisistijd
5
Daarna arriveerden de voorraden. Kaas voor de kaasschaaf natuurlijk,
eieren en margarine, een bescheiden assortiment verpakte levensmiddelen, maar
ook thee, gemalen koffie en cacao, waar je met warme melk en suiker op zijn
Gouds ‘een lekker bakkie poeier’ van kon zetten. En verder nog wat ver
snaperingen, zoals stroopwafels en Kwattarepen van een stuiver. En dan nog,
vooral niet te vergeten, snoep voor de kinderen, dat in dozen en stopflessen op
de etalageplanken werd neergezet. Meestal artikelen van een cent, zoals kleine
zoute dropjes (per schepje), zuurballen, toverballen, allerlei soorten toffees
(twee voor een cent), zoethout, veterdrop, blaaskauwgom en ga zo maar door. En
dan ook nog, als een soort luxe artikelen voor kinderen, een chocoladereepje dat
boomstammetje genoemd werd, en dat wel twee centen kostte. Meer kapitaal
krachtige kinderen kochten dat veel.
En de klanten kwamen. Welwillende familieleden en kennissen van fa
milieleden en kennissen van mijn vader en moeder, buurtgenoten en vooral niet
te vergeten, kinderen uit de buurt met hun snoepcenten. We hadden daarbij ook
klanten die hun boodschappen thuisbezorgd wilden hebben, zelfs een paar waar
je mevrouw tegen moest zeggen. Dat wist ik, omdat ik wel eens met een oudere
broer meeging om die boodschappen te bezorgen. Dat was een aangename be
zigheid, want ook voor mij viel er dan wel eens een cent of snoepje in ontvangst
te nemen.
Mijn oudere broer had de taak de in die tijd eigenlijk onvermijdelijke pofklanten
te bezoeken, waarbij ik dan wel eens met hem meeging. We zaten immers mid
den in een crisistijd en iedereen die ermee te maken had (en dat waren er nogal
wat in die dertiger jaren van de twintigste eeuw) wist maar al te goed wat dat be
tekende. In veel huishoudens moest indertijd ieder dubbeltje drie maal worden
omgedraaid eer het uitgegeven werd.
Waren er extra uitgaven, zoals bijvoorbeeld het aanschaffen van een paar
schoenen, omdat de oude beslist niet meer gerepareerd konden worden, dan was
de portemonnee vaak te gauw leeg en werd er bij onze winkel, zoals bij veel
buurtwinkels, op de pof gekocht. Bij ons meestal met gasmunten die een dubbel
tje kostten, want die verkochten we ook. In veel huizen in de buurt waren er in
die tijd immers nog muntgasmeters te vinden. Door een gasmunt in zo’n meter te
steken kocht je als het ware een zekere portie gas en dan kon je weer een tijdje
koken en de gaslamp aansteken. Had je echter nog wel eten in huis, maar geen
geld meer om één of meer gasmunten te kopen, dan zat je daar lelijk mee en je
kon dan toch meestal wel zo’n muntje poffen.