Halverwege de veertiende eeuw breekt er voor de abdij echter een donkere periode
aan, die duurt tot ver in de volgende eeuw. Niet alleen zijn plunderingen door vij
andige legerbenden daar de oorzaak van, maar intern is het met de discipline zó
slecht gesteld, dat rond 1458 de abten van Prémontré, Berne en Laon zich genood
zaakt zien in te grijpen, nadat zes Mariënwaerders zich schuldig hebben gemaakt
aan zware misdrijven en excessen. Rond het midden van de vijftiende eeuw herstelt
zich de situatie en dank zij de gunstige economische conjunctuur raakt de abdij in
een langdurige opwaartse spiraal, maar wordt wel van tijd tot tijd geconfronteerd
met tegenslagen, zoals overstromingen en plundering. Wat dat betreft liggen de
gebouwen vrijwel onbeschermd in het omliggende land. In 1543 maakt de Vrede
van Venlo, waarbij Gelre onder het gezag van keizer Karel V komt, voorlopig een
einde aan de oorlogshandelingen in de streek.
Het mecenaat van Petrus van Zuyren
(ca. 1503-1563)
De laatste bloeiperiode van Mariënwaerdt valt
ruwweg samen met het abbatiaat van Petrus
van Zuyren, dat duurt van 1545 tot 1561. De
gezonde financiële situatie van de abdij stelt
hem in de gelegenheid zijn liefde voor kunst
en wetenschap volledig bot te vieren. Hij ver
rijkt de abdij met tientallen zilveren bekers,
vergulde kelken, fluwelen kazuifels, gouden
koorkappen en damasten altaarkleden.
Petrus van Zuyren, met achter hem
de apostel Petrus met zijn attribuut,
de sleutel. Detail van een gravure
door Pieter Tanjé (1739). AHGG.
2
Zorg voor de minderbedeelden
In de eerste helft van de veertiende eeuw raakt Mariënwaerdt betrokken bij ver
schillende liefdadige instellingen en gaat de abdij vervolgens zelf initiatieven op dit
terrein ontplooien. Aantekeningen in de pachtboeken uit de tijd van Petrus van Zuy
ren - de administratie is onder zijn bestuur nauwkeurig bijgehouden - geven een
indruk van het grote aantal behoeftigen dat in de zestiende eeuw naar de abdij
komt om een aalmoes in ontvangst te nemen. De vaste uitdeeldagen zijn Witte
Donderdag en Kerstavond. Op 24 december
1545 ziet de abt een stoet van 1200 armlasti
gen voor de kloosterpoort verschijnen. Men
deelt in dat jaar 3300 broden uit, naast 22 va
ten bier en vier vaten haring. In 1552 telt men
op Witte Donderdag 3800 personen en op
eenzelfde dag in 1556 maar liefst 7000 pau
pers en 200 leprozen. Aan hen wordt zeven
hoet (ruim 700 liter) tot broden gebakken
rogge en 40 vaten bier uitgedeeld. In 1557
trekken meer dan 15.000 paupers en 600 le
prozen naar Mariënwaerdt. Het aantal stijgt
jaar na jaar, hetgeen voor de kloosterlingen
een enorme drukte met zich meebrengt.
ANNO.
r"