Jan Lafeber 84 Hoe een voorouder van Ad Melkert op de le mei in grote problemen geraakte Wat gebeurde er die eerste mei 1747? Matthijs Melkert, alias Tijsje de speelman, was een kroeghouder in Stolwijkersluis. In de bewuste nacht van 1 mei 1747 kwam er een knaap zijn tapperij binnen die in korte tijd de hele zaak op stelten zette. Na wat gedronken te hebben begon hij ruzie te zoeken met één van de andere gasten. Die ruzie liep zo hoog op, dat er veel glaswerk sneuvelde. Thijs greep in en zette deze knaap, ene Reijnier Erkens, resoluut buiten de deur. Maar Reijnier pikte dat niet en zon op wraak. Hij kwam de volgende morgen met getrokken mes terug naar de zaak van Melkert om zijn gram te halen. Matthijs sloot daarop de deur, maar voelde zich niet ge rust, omdat zijn 24-jarige zwangere vrouw Machteltje Kabel samen met zijn tap per Sander van der Pijl naar de stad was gegaan. En die vrees van Matthijs Mel kert was zeer terecht. Want Reijnier Erkens had er kennelijk lucht van gekregen, dat de vrouw van Melkert onderweg was. Hij verschool zich, tussen de Haas trechtse brug en de stal van Jan Voordewind, achter een boom en wachtte zijn kans af. Toen hij Machteltje en Sander aan zag komen lopen, sprong hij met ge trokken mes achter de boom waarbij hij op de loer had gelegen, vandaan. Nu zag hij zijn kans schoon om wraak te nemen. Als hij Matthijs niet kon pakken, dan maar zijn vrouw of zijn bediende. Onder zwaar gevloek dreigde hij Machteltjes kleren van het lijf te snijden en bedreigde ook haar begeleider Sander van der Pijl, die ijlings de benen nam. Gelukkig kreeg Machteltje hulp van mensen die haar naar huis brachten. Zeer overstuur door wat er onderweg gebeurd was kwam zij thuis en hoorde daar dat ook haar man bedreigd was door Reijnier Erkens. Uiteraard hebben zij aangif te gedaan van deze laffe daad. Zowel Matthijs, Machteltje als Sander legden on der ede een verklaring af voor de baljuw. Reijnier Erkens werd daarop voor twee jaar uit de stad Gouda verbannen. Bekend is natuurlijk, dat de politicus Ad Melkert een zoon is van een kapper uit Gouderak, de op 3 januari 2006 overleden Wilhelmus Fredericus Melkert. Minder bekend is dat ook zijn grootvader Adrianus, overgrootvader Wilhelmus en bet overgrootvader Arie kappers (of barbiers) waren. Zij oefenden hun beroep uit in Gouda, resp. in de Keizerstraat, in de Kuiperstraat, in de Peperstraat en op de Raam (tegenwoordig zouden we dus zeggen: in de Raambuurt). Een nog eerdere voorvader, de 46-jarige tapper Matthijs Melkert, kwam op 1 mei 1747 in grote problemen toen een zekere Reijnier Erkens zijn zaak op stelten zet te, de inboedel vernielde en Matthijs Melkert en zijn vrouw en zijn bediende ern stig bedreigde.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2007 | | pagina 38