WH Arts voorzitter Erasmus Genootschap Gouda)
44
Erasmus' herkomst en jeugd. Enkele kanttekenin
gen bij een recente vondst
Inleiding
Over Erasmus' leven weten we meer dan over dat van veel van zijn tijdgenoten. Dit
is vooral te danken aan het werk van het echtpaar P.S. en H.M. Allen, die in de eer
ste decennia van de 20ste eeuw onvermoeibaar door Europa trokken op zoek naar
brieven van en aan Erasmus3. Ook na hun dood zijn er brieven opgedoken en ver
zameld. Desondanks zitten er nog witte plekken in het verhaal van Erasmus' levens
loop en wordt er over andere episodes nog altijd gediscuteerd. Het is dan ook een
zegen als er nieuwe vondsten worden gedaan die helpen leemtes op te vullen en
controverses te beslechten.
Een dergelijke vondst werd op 29 september j.l. wereldkundig gemaakt door prof,
dr. Koen Goudriaan, emeritus hoogleraar middeleeuwse geschiedenis aan de Vrije
Universiteit in Amsterdam. Dit gebeurde in een korte lezing bij de viering van het
35-jarig bestaan van de Stichting Vrienden van Archief en Librije. Goudriaan heeft
onder andere naam gemaakt met zijn publicaties over de kring van Goudse huma
nisten rond Erasmus en over diens thuisklooster in Stein. Zijn vondst was een bij
product van een ruimer onderzoek naar Goudse pastoors. Hij ontdekte dat Erasmus'
vader, Gerard (H)elye, van 1471 af in Woerden onderpastoor was geweest en vanaf
1476 in dezelfde functie in Gouda woonde en werkte.
Deze vondst is niet alleen van belang voor de lokale en regionale geschiedschrij
ving, maar ook voor het internationale forum van Erasmusspecialisten. De jeugd en
herkomst van Erasmus zijn namelijk nog steeds in nevelen gehuld. De geschied
schrijving erover berust voor een belangrijk deel op vermoedens en gissingen. Voor
informatie zijn we grotendeels afhankelijk van wat hij er, soms veel later, zelf over
heeft verteld in zijn brieven. Alles wat schaarse contemporaine bronnen bijdragen
tot het bekrachtigen of ontkrachten van wat Erasmus zelf te berde brengt, is mee
genomen. Immers, Erasmus is niet altijd even consistent en waarheidsgetrouw in
de uitingen over zijn jeugd, net zo min als dat het geval is met zijn geboortejaar en
de status van zijn ouders. Als je die inconsistenties met de mantel der liefde wilt
bedekken, dan zeg je dat hij slecht was is chronologie, zich dingen niet goed meer
herinnerde of dingen oplepelde die hem ook maar waren verteld. Als je wat minder
welwillend bent, dan zeg je dat hij soms nogal slordig en soms zelfs zuinig met de
waarheid omtrent zijn herkomst en jeugd is omgegaan, en dat dit niet zonder rede
nen is gebeurd. Hij had immers te kampen met twee smetten op zijn blazoen, die
hem zijn hele leven hebben achtervolgd. Aan de eerste smet, zijn onwettige ge
boorte uit de relatie tussen een priester en diens huishoudster, kon hij niets doen.
3 P.S. Allen, H.M. Allen H.W. Garrod (eds.), Opus Eplstolarum Des. Erasmi Roterodami,
I-XII, (Oxford 1906-1958)