39
Dit kan maar één ding betekenen: 'hij werd geboren met als vader de pastoor van
de naburige stad Gouda'. Met 'in die streken' doelt Loos vanuit het verre Mainz op
Holland, en 'naburig' is Gouda, uiteraard in relatie tot het direct daarvóór genoemde
Rotterdam.
Maar Willibrord vat de zinsnede anders op. Omdat Loos nogal kritisch is op Erasmus
- hij herinnert er onder meer aan dat diens werken op de Index staan - zet hij zich
schrap om zijn mede-kloosterling te verdedigen. En zo passeert hem een geforceer
de, en mijns inziens beslist onjuiste, interpretatie van de aangehaalde zinsnede: hij
parafraseert prognatum ex parocho rusticano, 'geboren uit een plattelandspastoor'.
Kennelijk leest hij Loos' woorden vicinae civitatis Goudanae als '(pastoor) van een
dorp in de buurt van Gouda.' Dat kan alleen al niet omdat c/V/fas'stad' betekent; als
Loos 'dorp' had bedoeld, had hij wel villa gezegd. Dat Willibrord deze fout maakt, is
dus nogal verbazingwekkend.
Maar nog curieuzer is de verdediging die hij opzet. Hij laat na om het punt 'pastoor'
recht te zetten, en geeft dat dus impliciet toe. In plaats daarvan probeert hij alleen
te bewijzen dat Erasmus toch echt in Gouda is geboren. Het is hier dat hij de be
kende uitspraak van Reinier Snoy aanhaalt, die er een bom duiten voor over zou
hebben gehad als Erasmus had gezegd dat hij Gouwenaar was, omdat dat - zegt
Snoy - namelijk in werkelijkheid wél zo was. Per saldo zijn de door Loos aangehaal
de traditie en Willibrord Gielisz het dus eens: Erasmus was de zoon van een pas
toor, en er was verband met Gouda. Wat is hiervan waar?
Hoe het vermoedelijk zit, is me pas de laatste weken duidelijk geworden, nadat ik
de titel voor mijn voordracht al had ingeleverd. Die heb ik dus moeten aanpassen.
Dan komen nu die nieuwe gegevens. Momenteel doe ik wat onderzoek naar de pas
toors van Gouda. In dat verband signaleerde Bram van den Hoven een belangrijke
bron in Het Utrechts Archief die ik nog niet had gebruikt. Hij stuurde me heel wel
willend zelfs een excerpt uit zijn eigen aantekeningen over die bron toe, en daarin
stuitte ik - geheel onverwacht - op de naam van Gerardus Elye (Gerrit Eliasz),
Erasmus' vader. Die notities heb ik nog kunnen uitbreiden dankzij het feit dat de
bron inmiddels in z'n geheel als digitale scan op het web is gezet.
Om wat voor bron gaat het? Het zijn de rekeningen van de sociusvan de proost-
aartsdiaken van Oudmunster, bewaard gebleven voor de jaren 1461/1462-
1507/1508 (Het Utrecht Archief, Oudmunster inv. 1738-1). De dubbele jaartallen
slaan erop dat het jaarrekeningen zijn die steeds op 1 oktober beginnen. Het reus
achtige bisdom Utrecht was voor het geestelijk bestuur opgedeeld in aartsdiakona-
ten. Als aartsdiakens functioneerden de proosten van de belangrijkste kapittelker
ken in het bisdom. Gouda behoorde bij de proost van Oudmunster (en was binnen
zijn gebied zelfs verreweg de grootste stad). Het financieel beheer van het aarts-
diakonaat deed de proost niet zelf: hij liet het over aan zijn socius (metgezel), een
kanunnik van hetzelfde kapittel.
In de rekeningen vinden we onder andere de betalingen voor absenties, officiates
en instituties. Veel pastoors resideerden niet in hun parochie. Ze hadden ook elders
functies en inkomsten en verbleven liever (bijvoorbeeld) in een echt grote stad in
de Zuidelijke Nederlanden dan in Gouda, laat staan in een boerendorp in Holland.